Duurzame verslaglegging wordt volwassen

Bron: Het Financieele Dagblad, 6 oktober 2006

‘Weet u wat het betekent om als onderneming te werken aan duurzaamheid? En weet u wat het betekent voor onze onderneming als analisten en andere onderzoekers ons tegen hun meetlat willen leggen? We kunnen zo langzamerhand een persoon fulltime in dienst nemen om alle duurzame vragenlijsten te beantwoorden.’

Het is een veelgehoorde verzuchting van bestuurders en directeuren van bedrijven die bekendstaan als duurzame ondernemingen of in ieder geval daaraan werken. Die bijvoorbeeld te vinden zijn in de Dow Jones Sustainability Index of de FTSE4Good, de twee bekendste beursindices voor maatschappelijke verantwoorde of duurzame bedrijven.

Betere vergelijkbaarheid van bedrijven op hun economische, milieu- en sociale prestaties is een van de doelstellingen het Global Reporting Initiative (GRI). Maar zolang de GRI-richtlijnen nog niet de algemene standaard zijn, blijft vergelijken lastig.

Bovendien zijn vele bedrijven en organisaties in de wereld net begonnen met het rapporteren over hun duurzame prestaties, waardoor zij nog hun weg moeten vinden. Maar het GRI adviseert wel iedereen om de richtlijnen te volgen.

‘Sommige organisaties zullen ervoor kiezen om direct vanaf het begin het volledige GRI-verslaggevingsraamwerk toe te passen, terwijl andere beginnen met de meest haalbare en praktische onderwerpen en op termijn andere onderwerpen in het verslag opnemen’, zo staat in de vernieuwde versie van de richtlijnen. Deze zogenoemde G3 zijn gisteren officieel gelanceerd in Amsterdam. Wel moeten alle verslaggevende organisaties de reikwijdte van hun verslaggeving beschrijven. Tegelijkertijd moeten ze gestimuleerd worden om hun plannen voor latere uitbreiding van de verslaggeving duidelijk te maken. Dus voorzichtig beginnen is goed, maar de ambities moeten groot zijn. In Nederland gebruiken bijvoorbeeld beursgenoteerde ondernemingen als Philips , ABN Amro , DSM en Akzo Nobel de GRI-richtlijnen.

Verslaglegging over sociale, ethische en milieuprestaties is een serieuze zaak geworden, mede onder invloed van de populariteit en daarmee snelle groei van het duurzame beleggen.

Volgens GRI gebruiken zo’n duizend bedrijven en organisaties in zestig landen zijn richtlijnen. Uit een internationaal onderzoek van KPMG in samenwerking met de Universiteit van Amsterdam blijkt dat meer dan de helft van de 250 grootste bedrijven (G250) in de wereld een apart verslag over zijn manier van verantwoord ondernemen publiceert. Als gekeken wordt naar de verslagleggingdiscipline van de honderd grootste ondernemingen per land blijkt dat Japan aan kop gaat met meer dan acht op de tien bedrijven die een dergelijk verslag uitbrengen, gevolgd door het Verenigd Koninkrijk met meer dan zeven op de tien. Nederland staat op de negende plaats, lager dan Italië (plek 8) en de VS (6).

De vraag is of de groei van het aantal niet-financiële verslagen nog doorzet. Nu nog publiceert een groot aantal beursgenoteerde bedrijven een apart verslag vergelijkbaar met het financieel jaarverslag. Maar er gaan steeds meer stemmen op om die twee te combineren. Als dat al op grote schaal gaat gebeuren, heeft dat nauwelijks consequenties voor de GRI. Zowel de Nederlandse Raad voor Jaarverslaggeving als de Europese Unie steunt het gebruik van die richtlijnen zowel in een apart duurzaamheidsverslag als in een combinatie van financieel en duurzaam rapport.

Wat is en doet het Global Reporting Initiative?

Het Global Reporting Initiative (GRI) is in 1997 ontstaan uit een gezamenlijk initiatief van Ceres (coalition for environmental responsible economies) en Unep, het milieuprogramma van de Verenigde Naties. Bij oprichting was het streven een consensus te vinden tussen verslaggevende bedrijven en organisaties en de gebruikers daarvan (maatschappelijke organisaties, analisten, beleggers, werknemers, concurrenten) over de manier waarop er gerapporteerd wordt over economische, milieu- en sociale prestaties van bedrijven.

De kenmerken van de verslaggeving moeten zijn: relevantie, betrouwbaarheid, begrijpelijkheid, vergelijkbaarheid, tijdigheid en controleerbaarheid.

In maart 1999 verscheen de eerste verzie van de richtlijnen voor duurzame verslaglegging (of maatschappelijke verslaglegging). Op de duurzaamheidstop in Johannesburg in 2002 volgde de tweede verbeterde generatie. Deze week volgde de derde versie van de richtlijnen. Ook deze zijn in samenspraak met alle belanghebbenden – maatschappelijke organisaties, grote en kleine ondernemingen, overheden, adviseurs en accountants – tot stand gekomen.

Intussen zijn er aparte richtlijnen voor het mkb en specifieke sectoren als de financiële dienstverlening, elektriciteitsbedrijven en kleding- en schoenenindustrie.