Transparantiewetgeving moet transparanter worden, zo betogen mr. M.M. Kruitbos, dr. A.L. Vytopil en prof. mr. A.L.M. Keirse in hun bijdrage ‘Transparantiewetgeving: onnodig ondoorzichtig’ in juridisch tijdschrift TvOB (2018/2).
Wereldwijd neemt de druk toe op (met name) beursgenoteerde bedrijven om niet alleen financiële maar ook niet-financiële informatie, met betrekking tot onder meer duurzaamheid en mensenrechten, te publiceren. Zo riep onlangs het Workforce Disclosure Initiative (WDI), gesteund door een coalitie van bijna 100 investeerders met meer dan 10 triljoen USD aan beheerd vermogen, de grootste bedrijven op om informatie over hun “labour practices” te publiceren.
Deze beweging richting meer transparantie omtrent verantwoord ondernemen en duurzaamheid werd oorspronkelijk ingezet door NGO’s als WDI, maar staat in toenemende mate ook op de agenda van regeringen en supranationale organisaties. Dit heeft er onder meer in geresulteerd dat ondernemingen steeds vaker via zogeheten ‘transparantiewetgeving’ worden verplicht het eigen MVO-beleid inzichtelijk te maken voor belanghebbenden, zoals consumenten en investeerders.
De eerste wet op dit gebied is de California Transparency in Supply Chains Act, die in 2010 in werking trad. Deze wet schrijft voor dat bepaalde grote ondernemingen die zich op de Californische markt begeven, op hun websites informatie moeten verstrekken ten aanzien van het door hen gevoerde beleid op het vlak van moderne slavernij en mensenhandel. In Europa zijn inmiddels soortgelijke maatregelen genomen. Zo is in 2015 de Europese Richtlijn Bekendmaking Niet-Financiële Informatie en Diversiteitsbeleid in werking getreden, op grond waarvan bepaalde grote rechtspersonen over boekjaren die op of na 1 januari 2017 aanvangen, in hun bestuursverslag openheid van zaken moeten geven over hun bepaalde niet-financiële onderwerpen.
Terwijl er alweer nieuwe transparantiewetgeving in de maak is, blijkt uit evaluaties van de bestaande transparantiewetgeving dat deze voor bedrijven een bron van onduidelijkheden en onzekerheid vormt. Ondernemingen weten bijvoorbeeld niet altijd of zij onder het bereik van een bepaalde transparantiewet vallen. Verder blijken ondernemingen zich veelal geen raad te weten met de diversiteit aan onderwerpen die al dan niet verplicht behandeld moeten worden in hun transparantieverklaring.
Door voornoemde onduidelijkheden begeven ondernemingen zich op glad ijs; immers door niet te voldoen aan transparantiewetgeving lopen zij een risico op civiel-, bestuurs- en strafrechtelijke sancties, alsook reputatieschade.
De auteurs brengen in hun bijdrage de consequenties van transparantiewetgeving in kaart en trekken daaruit lessen voor nieuwe wetgeving die in aantocht is.
Voor nadere informatie naar aanleiding van deze bijdrage of voor een PDF van het volledige artikel kunt u contact opnemen met mr. M.M. Kruitbos (martinekruitbos@gmail.com) of dr. A.L. Vytopil (a.l.vytopil@gmail.com).